Waarom kappen boeren niet gewoon met soja?

Dit artikel schreef ik in opdracht van OneWorld.nl, gepubliceerd op 16 september 2019.

We weten al jaren dat er steeds meer bossen worden gekapt om soja te telen. Desondanks is Nederland de op een na grootste soja-importeur ter wereld. Waarom stoppen we niet gewoon helemaal met soja? Boer Pieter heeft een alternatief: de veldboon.

Beelden van een brandende Amazone zorgden de laatste weken voor flinke opschudding. Voor onze honger naar meer vlees en meer soja – als voer voor dieren die voor ons sterven – worden steeds meer gebieden ontbost. Die groeiende ontbossing zorgt weer voor klimaatverandering en een onomkeerbaar verlies aan biodiversiteit.

Pieter van der Burg tussen winterveldbonen, foto Udo Prins

Nederland heeft hier een belangrijke rol in, want ons land is de op een na grootste soja-importeur ter wereld. Soja uit Brazilië, Argentinië, de Verenigde Staten en China vaart de Rotterdamse haven binnen. Ongeveer tweederde exporteren we – na verwerking in fabrieken – verder naar andere landen in Europa en de rest gebruiken we vooral als veevoer. Hoe moeilijk is het om te kappen met geïmporteerde soja? En wat is het alternatief?

Wat is soja en waar wordt het geteeld?
De sojaboon is een peulvrucht. De bonen worden gedroogd, ontdaan van hun omhulsel en industrieel geperst tot olie (20 procent) en meel (80 procent), om het geschikt te maken voor menselijke en dierlijke consumptie. De olie wordt gebruikt voor slaolie, margarine, frituurvet, zeep en plastic. Het eiwitrijke meel wordt als veevoer gebruikt. 40 procent van het sojameel gaat naar pluimvee, 30 procent naar varkens en 30 procent naar koeien.

Soja wordt voornamelijk geteeld in Noord- en Zuid-Amerika. De sojateelt in Zuid-Amerika gaat gepaard met ontbossing, verlies aan biodiversiteit en gebruik van desastreuze bestrijdingsmiddelen.

De wereldwijde productie van soja neemt toe. In 2015 was de totale sojaproductie ca. 300 miljoen ton; een ruime verdubbeling van tien jaar daarvoor. Ongeveer 2 procent van de wereldwijde soja wordt verantwoord geproduceerd. Ook in Europa, met name Zuid-Europa, nam de sojaproductie toe. Er bestaan ook initiatieven in Nederland.

Winterveldbonen

Boer Pieter van der Burg uit Oostwold verbouwt sinds 2014 winterveldbonen, die hij als voer voor zijn kippen gebruikt. De 35-jarige Oost-Groninger nam in 2012 het bedrijf van zijn ouders over en is sindsdien volop aan het innoveren. Van der Burg heeft een gemengd boerenbedrijf met 68.000 vleeskuikens en 80 hectare akkers waarop hij wintertarwe, suikerbiet, zomerhaver en winterveldbonen teelt. “Ik wil graag een duurzame boer zijn. Hoog op mijn agenda staan dierenwelzijn, milieu, grondverbetering en energiebesparing”, zegt Van der Burg. Zo kwam hij bij veldbonen terecht. Hij zocht al langer een alternatief voor geïmporteerde soja en hoorde van een vriend in Engeland over de eiwitrijke peulvrucht de winterveldboon.

In Nederland stond de veldboon dertig jaar geleden ook bij veel akkerbouwers op het land. Maar samen met andere eiwitrijke gewassen en veel granen verdween de veldboon nagenoeg uit beeld toen in 1992 het zogenaamde Blair House Akkoord werd afgesloten. Met dat akkoord, een vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS, zijn de soja-problemen begonnen. Hiermee werd namelijk de EU-marktbescherming voor de teelt van eiwitrijke gewassen afgeschaft. Het werd goedkoper om soja en granen voor veevoer uit de VS te halen. Daarmee was de EU niet meer zelfvoorzienend, maar afhankelijk.

Handelsverdragen

Rapporten van Wereld Natuur Fonds, Milieu Centraal, Milieudefensie en Greenpeace toonden jaren geleden al aan dat voor een belangrijk deel van ons veevoer regenwouden worden gekapt. Toch komt nog steeds weinig veevoer uit Europa of eigen land en worden zelfs nieuwe handelsverdragen afgesloten, zoals het Mercosur-verdrag, een vrijhandelsverdrag met Zuid-Amerika waar de EU dit jaar een politiek akkoord voor tekende. Dit zal leiden tot veel meer import van goedkoop rundvlees, kippenvlees, eieren, suiker en soja uit de betrokken landen.

Alternatief voor soja

Van der Burg beschouwt winterveldbonen als een prachtig alternatief voor de weinig duurzame soja: “Veldbonen blijken goed eiwitrijk voedsel voor de kippen. Ik begon met 2 hectare en heb nu uitgebreid tot 10 hectare winterveldbonen. Ik heb bij wijze van proef verschillende rassen staan, want het is wel experimenteren. Er is nog een gebrek aan specifieke kennis.” Bodemsoort, klimaat en ziektegevoeligheid van de planten spelen allemaal mee. Van der Burg heeft nog niet voldoende opbrengst om soja volledig te vervangen. “Mijn streven is om naar 15 tot 25 hectare te gaan, zodat ik ongeveer 120 ton veldbonen kan telen. Nu krijgen de kuikens een mengvoer met daarin onder andere sojaschroot, mais, raapzaadschilfers, vitaminen en mineralen, waaraan ik eigen winterveldbonen en tarwe toevoeg.”

Winterveldbonen:
Opbrengst: 5 tot 7 ton per hectare

Eiwitgehalte 25 tot 30 procent
Aantal hectare in NL: 800

Sojabonen:
Opbrengst: 4 ton per hectare (in Nederland)

Eiwitgehalte 35 procent
Aantal hectare in:

    • NL: 540
    • EU: 900.000
    • VS: 33,5 miljoen
    • Brazilië: 33,2 miljoen
    • Argentinië: 19,5 miljoen

(bron: CBS)

Stikstof, CO2 en biodiversiteit

De winterveldboon heeft weinig bestrijdingsmiddelen nodig en is goed voor bodemleven en –structuur. Doordat de planten vrijwel het hele jaar (van oktober tot augustus) groen op het land staan en doorgroeien, leggen ze veel CO2 vast in de bodem. Het is bovendien een zogenaamde vlinderbloemige plant, die de eigenschap heeft om stikstof te binden in de bodem. “Als ik op het perceel waar veldbonen hebben gestaan, het jaar erop tarwe verbouw, krijg je al gauw 100 kilo stikstof per hectare cadeau, omdat de planten die hebben toegevoegd aan de bodem. Dat scheelt enorm in bemesting.”

Net als bij andere peulvruchten verschijnen er aan de plant eerst bloemen, die door insecten bevrucht worden, en daarna bonen. De bloemen lokken hommels, wilde bijen en wespen. Bovendien broeden akkervogels graag tussen de planten. Ze zijn, kortom, goed voor de biodiversiteit. Insecticiden spuit Van der Burg bijna niet. “Dit jaar zaten mijn veldbonen ónder de luizen, maar ik heb bewust niet gespoten. Er zaten heel veel lieveheersbeestjes in; die hebben het onder controle gehouden. Van een oude teler hoorde ik dat hij nog nooit opbrengstderving door luizen had gezien. Ik heb hier vier verschillende soorten lieveheersbeestjes, weet ik inmiddels van de insectendeskundigen die mijn gewassen bekijken.”

Franse veldwesp op veldbonen, foto Pieter van der Burg

Aangepaste machines

Een nieuw gewas vraagt om aanpassingen. Van der Burg slaat de bonen na de oogst in augustus op in een silo op zijn erf en vermaalt ze tot grove kruimels met een eigen maalmachine. Ook is een speciale zaaimachine nodig, die Van der Burg zelf heeft ontworpen. De zaden moeten namelijk vrij diep de bodem in, 10 tot 12 centimeter, zodat ze beschermd zijn tegen vorst in de wintermaanden. En dan liggen zijn akkers ook nog op zware klei, waar moeilijk doorheen te komen is. Niet iedereen heeft natuurlijk zo’n zaaimachine in de schuur staan – daarom kunnen andere boeren die veldbonen telen Van der Burg en zijn machine inhuren. “Dat is waarom je als boer niet zomaar iets anders kunt gaan telen. Als de techniek straks verder ontwikkelt en we met robotmachines op het land kunnen, dan wordt het wellicht makkelijker om diverser te telen.”

Waarom geen duurzame, lokale soja?

De keuze om eigen eiwitrijk veevoer te produceren is dus niet eenvoudig gemaakt. Je moet er de grond voor hebben (dat is in Nederland nu juist erg duur) en de juiste machines. Soja daarentegen wordt in bulk geproduceerd en is heel goedkoop. “Soja in veevoer is zo goedkoop omdat het wordt gezien als afval. Een bijproduct van de olie voor menselijke consumptie. Bovendien zit er een hele industrie achter, met dure fabrieken en veevoerleveranciers. Die zet je niet zomaar stil.”

Dit is een agro-industrie met slechts een handvol zeer grote spelers, monopolisten dus, die prijsafspraken maken onderling op de wereldmarkt. Daardoor is er geen normale marktwerking en verliezen de veldbonen en andere plantaardige eiwitproducten van Europese bodem het van de goedkope soja.

Door de handelsverdragen uit het verleden heeft de EU zichzelf politiek op slot gezet wat betreft de productie van peulvruchten. We zijn voor 75 procent van de plantaardig eiwitbehoefte (voor veevoer) afhankelijk geworden van teelt buiten Europa. Vanuit het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid is in 2014 een opgave afgesproken om uiteindelijk zelfvoorzienend te worden wat betreft het verbouwen van gewassen als soja- en veldbonen, luzerne en lupine om de veestapels mee te voeren. Ook in Nederland zijn op kleine schaal proeven met duurzame sojabonen en is er een lichte stijging van de andere eiwitgewassen. Dit past binnen de plannen voor kringlooplandbouw van minister Schouten: duurzaam voer van eigen bodem voor het vee. Maar het is bij lange na niet de stijging die nodig is om een Nederlandse veestapel van 208.810.000 dieren te voeden.

Grote veestapel en weinig ruimte

Alleen al in Nederland hebben we 1,8 miljoen ton sojabonen nodig. Zelfs al zouden we alle beschikbare akkergrond in Nederland vol zetten met sojabonen, dan nog zouden we niet genoeg hebben om onze huidige veestapel te voeden. In ons land hebben we ongeveer 600.000 hectare akkerbouwgrond. Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR heeft in 2014 becijferd dat er 780.000 hectare aan sojateelt nodig is om aan de vraag in onze veevoerindustrie te kunnen voldoen. In heel Europa worden op dit moment op 900.000 hectare sojabonen verbouwd, vooral in landen met een droog klimaat.

Het Nederlandse klimaat en onze relatief goede bodemkwaliteit zorgen ervoor dat veldbonen veel logischer zijn om te telen dan sojabonen. Maar Van der Burg becijfert dat we ook met veldbonen op eigen bodem niet volledig zelfvoorzienend kunnen zijn, hoewel ze een hogere opbrengst leveren dan sojabonen. “Laten we zeggen dat er in Nederland maximaal 100.000 hectare aan veldbonen kan staan, waarbij je rekening houdt met teeltwisseling. Dat is ongeveer genoeg om het melkvee in Nederland te voeren. Voor pluimvee en varkens blijft dan niks over.”

De Nederlandse veestapel is zo omvangrijk en grootschalig dat Nederlandse akkerbouwers dus niet voldoende hectares kunnen leveren om in eigen veevoer te voorzien. En zolang monopolisten op de wereldmarkt ervoor zorgen dat er geen kostendekkende prijzen voor bijvoorbeeld veldbonen zijn, en ze liever goedkope soja aanbieden, zal de stijging in op het gebied van zelfvoorziening gering zijn. Alleen innovatieve boeren als Van der Burg die eigen akkers hebben kunnen experimenteren en deels de omschakeling maken. Anderen die wel vee maar geen eigen grond hebben moeten veevoer inkopen. Dit vraagt dus de nodige aanpassingen in het gehele systeem van consument, industrie, handel en landbouw om de plannen van landbouwminister Schouten en de EU te kunnen realiseren.